De hongersnood 1845-1850
De aardappelcrisis veroorzaakte in Vlaanderen eveneens een laatste hongersnood van de'oude stijl'. In 1845 ging bijna 90% van de aardappeloogst verloren.
In 1846 kwam daarbij een gedeeltelijke mislukking van de rogge- en tarweoogsten, de belangrijkste broodgranen.
In de winter van 1846-1847 was maar de helft van de benodigde etenswaren voorradig in het land, wat leidde tot een scherpe crisissituatie.
In diverse steden braken in het voorjaar van 1847 broodrellen uit.
De situatie werd vooral kritiek in de Oost- en West-Vlaanderen, meer bepaald in de dichtbevolkte textielregio's.
De hongercrisis werd dan ook bekend als la misère des Flandres.
Een extreme versnippering van het landbouwareaal en het uitsterven van de aloude manuele linnennijverheid had vele tienduizenden gezinnen op de rand
van de bedelstaf gebracht.
Verzwakking en de gevoeligheid voor ziektes zoals tyfus en diarree stuwden de sterftecijfers in sommige regio's omhoog met 50% tot 100%.
Vooral de provincies Oost- en West-Vlaanderen deelden in de klappen met een nooit geziene toename van armoede.
De winter van 1844-45 was uitermate streng geweest.
Zo vroor die winter b.v. in Wetteren de Schelde drie keer volledig toe: van 6 december 1844 tot 1 januari 1845, van 11 tot 26 februari en nog eens van
5 tot 21 maart.
Er was grote schade aan de wintergewassen, vnl. rogge en tarwe. Om die schade te compenseren, pootten de boeren in 1845 meer aardappelen.
Maar een lading pootaardappelen uit de V.S.A., die in Oostende gelost werd, was besmet met een tot dan onbekende aardappelziekte.
De bladeren verschroeiden en werden zwart, de knollen rotten in de grond. De ziekte blijft tot 1856 woeden, zij het minder intens dan in de eerste jaren.
In 1846, het is droog en warm van maart tot in augustus, mislukt ook nog eens de oogst van graan- en meelgewassen.
Het was de laatste hongersnood in Vlaanderen die niet door oorlogen werd veroorzaakt. De verzwakte bevolking werd bovendien getroffen door epidemies
van tyfus en cholera.
In januari 1846 brak tyfus uit in Meulebeke. De eerste maanden van 1846 nam de ziekte steeds ernstiger vormen aan.
In maart 1847 brak de dysenterie uit.